maandag 27 juni 2016

prentje in Sevilla, deel 1

Het was op de eerste dag dat we in Sevilla waren.
Het was niet een bezienswaardigheid die in de gidsen vermeld stond.
Sterker nog, hij bevond zich net achter een van de 'hoofdattracties'; het Plaza de España.

Ik zag een stukje blauw en werd er als een magneet naartoe getrokken.
Geen toerist te bekennen. Murw geslagen door alle schoonheid van Sevilla.
De stad die Zus en ik bezochten, omdat neef Y stage loopt in een plaatsje vlakbij.
Bij een Nederlandse stichting die zich inzet voor verwaarloosde paarden.

Ik was wel eens eerder in Sevilla geweest, maar ik moet tot mijn schaamte bekennen dat ik er niet zoveel van kon herinneren. 
Vijfentwintig jaar geleden is een lange tijd, en mijn aandacht werd toen naar andere dingen getrokken.
Mooi was wel dat ik deze keer een vriend tegenkwam van de vriendin met wie ik de stad toen bezocht.
Vijfentwintig jaar woon je 30 kilometer van elkaar, en je komt elkaar in Zuid-Spanje tegen. 
Ik hou van dit soort grapjes van het universum.

Het water stroomde kalmpjes. Op de bank zat een zwerver die continu een zak voor zijn hoofd hield.
Bang voor de blonde vrouw met het fototoestel die steeds maar weer terugkwam naar de fontein.
De kleuren. De vormen.

Kun je verliefd worden op een fontein?

dinsdag 14 juni 2016

prentje en het gips

'Papa is uit bed gevallen', lees ik in de familie-app. 'Hij klaagt over pijn in zijn hand. De huisarts wil dat er foto's worden gemaakt in het ziekenhuis.'
Het lijkt even of mijn trein stil staat. Nee, dat zeg ik niet goed. Ik wíl dat de trein stil staat. Want elke minuut brengt me verder bij hem vandaan.
'En nu?', vraag ik bang.
Mijn moeder gaat met hem mee. Met de regiotaxi. Want eigenlijk kunnen we hem niet meer vervoeren met een gewone auto. In de regiotaxi past zijn rolstoel.
Gek eigenlijk. Als het om iemand gaat van wie je zoveel houdt, lijk je minder goed rationeel te kunnen denken. Want ik betrap mezelf er op dat ik vind dat er een ambulance voor hem moet komen. En dat de beste dokters klaar moeten staan. Voor de liefste vader.

Ik hoor heel lang niets. Dan belt eindelijk mijn moeder. En staat mijn buurman voor de deur. 
Jouw auto toch?', zegt hij, terwijl hij met zijn hoofd een beweging maakt. Ik kijk naar beneden. 
En zie mijn auto midden op de weg staan, tegen de auto van een van mijn buren. 
Op weg van het station zat ik zó met mijn gedachte bij mijn vader, dat ik vergeten was hem op de handrem te zetten. 

Ze hebben de hele middag in het ziekenhuis gezeten. Uiteindelijk zijn er foto's gemaakt, maar er was geen breuk te zien. Om de pijn te verlichten, kreeg hij toch gips. 'Nou mag dat ding er wel af', had hij 's avonds tegen mijn moeder gezegd.

De volgende dag piept mijn telefoon. 'Het ziekenhuis belde net, er is toch een breuk. In zijn pols', schrijft Zus. 'Hij heeft net zijn gips er af gehaald', antwoordt Broer. Paniek.

Opnieuw de gang naar het ziekenhuis, opnieuw gips. Donkerblauw dit keer.

Stoere kleur voor een stoere vader.

zondag 12 juni 2016

prentje en de verbazing

Ik ging naar Rotterdam voor de tentoonstelling van Philippe Halsman 'Verbaas mij' en kwam erachter dat ik de stad vervreemder vond dan de surrealistische foto's van onder andere Dalí.

Op elke straathoek wachtte me een nieuwe verrassing.
Boksers in de ring, een trap naar de hemel.
Miniatuurmensjes.
Stadseenden die een nest maken van plastic.
Foto's in het water. Een draaimolen in de woestijn.

I never promised you a rose garden.
Bloeiende lavendel, zo schitterend dat je ogen er van pijn doen.
Van Engeland, België, Zuid-Frankrijk, Azië, naar Marokko, Amerika in five seconds.
Tijdreizen door alle decennia heen.
Maar het raarst vind ik nog de mensen die onverstoorbaar door de stad lopen. 

Het niet zíen.